2. Centralisatie van de macht
De tweede pijler gaat over het centraliseren van de macht. In het woord 'centraliseren' herken je het woord 'centrum'. Lodewijk XIV gaat de macht naar het middelpunt van zijn rijk brengen, namelijk naar hemzelf.
Daarnaast zorgde hij voor een duidelijke hiërarchie (= rangorde) onder de instellingen (staatsmachten, Staten-Generaal etc.). Helemaal bovenaan de hiërarchie stond natuurlijk de vorst zelf. Op deze manier kreeg hij op politiek vlak ook alle macht in eigen handen. Men spreekt dan ook wel van een 'soevereine vorst'. Dat wil zeggen dat de vorst het recht heeft om het hoogste gezag uit te oefenen zonder daarbij verantwoording te moeten afleggen aan een andere instelling.
Voorts zorgt hij voor een uitgebreid en betrouwbaar ambtenarencorps. Zoals je misschien wel weet werken ambtenaren voor de staat/overheid, dat wil zeggen dat ze hun loon krijgen via de staat of overheid. Dat verklaart meteen ook de loyaliteit van de ambtenaren die werkten voor Lodewijk XIV. Als ze niet deden wat de vorst hen vroeg kregen ze geen loon, of erger, werden ze meteen ontslagen.
Tot slot wou hij ook nog op een visuele manier laten zien hoeveel macht hij had. Daarvoor was de barokkunst ideaal! De belangrijkste boodschap was laten zien hoe machtig de vorst was, vandaar werden vorsten veel imposanter, sterker en indrukwekkender afgebeeld dan ze effectief waren.