5. Uitschakelen van andere machtselementen in de staat
De vijfde en laatste pijler speelt zich voornamelijk af in het paleis van Versailles. Het gaat over het uitschakelen van andere machtselementen in de staat.
Lodewijk XIV heeft dit paleis zelf laten aanleggen. Het moest het gezag van de vorst versterken. Zoals het imago van de vorst doelbewust 'gefabriceerd' werd, zo werd ook de omgeving waarin hij leefde en regeerde planmatig geregisseerd. De afmetingen van het hele complex tartten elke verbeelding. Het paleis had een oogverblindend interieur en toonde een pronkerige luxe.
Toen de vorst er 20 jaar na het begin van de werken zijn trek innam, waren er nog 36.000 arbeiders en 6000 paarden aan het werk, vooral in de tuinen. Versailles groeide zo uit tot hét voorbeeld voor Europa.
Voor de regering van zijn rijk steunde Lodewijk XIV op ambtenaren, als beloning voor hun loyaliteit werden ze na enkele jaren opgenomen in de adel. De adel verbleef permanent in het paleis van Versailles, daar vulden ze hun dagen met recreatieve activiteiten. Op deze manier hield de vorst de adel onder controle en deden ze geen poging om de macht te grijpen. Lodewijk XIV neutraliseerde als het ware de (macht van de) adel.
Verder duldde Lodewijk XIV geen religieuze verdeeldheid. Hij aanvaardde enkel de Rooms-katholieke kerk, maar probeerde deze om te vormen tot een nationale kerk en zo de macht van de paus uit te schakelen.
De vorst moest de macht van de adel en de paus (RKK) uitschakelen om zijn eigen macht te kunnen centraliseren.